Schaap (dier)

 
 
 
 
 

Het schaap (Ovis aries) is een evenhoevig zoogdier, dat door de mens is gedomesticeerd om onder andere wol te leveren. Het is eenherkauwer, nauw verwant met de geit. De soort behoort tot het geslacht Ovis, waar ook de moeflon en het dikhoornschaap toe behoren. Het mannetje wordt ram genoemd, het vrouwtje ooi en het jong een lam. Een gecastreerde ram heet een hamel; een leidinggevende hamel bij een kudde schapen of hamels draagt een bel en heet daarom belhamel.

Leefwijze

Een schaap kan een leeftijd van 15 tot 20 jaar halen, maar dit komt in de praktijk zelden voor: meestal worden ze veel eerder geslacht. Op hoge leeftijd verliest een schaap zijn tanden en kiezen waardoor het niet meer goed kan eten. Schapen hebben 32 tanden en kiezen; ze hebben geen hoektanden en bovenaan geen snijtanden. Boven en onder hebben ze 6 voorkiezen en 6 kiezen, en alleen in de onderkaak 8 snijtanden. Die gebruiken ze om gras en kruidachtigen af te snijden, met een beweging zoals een tondeuse. Het grazen gaat dus heel anders dan bij de koe die het gras met zijn tong los trekt. Een schaap eet daarom veel korter gras dan een koe, en een boer kan wel eerst koeien in een wei zetten en daarna schapen, maar nooit andersom.

Het schaap als nutsdier

Behalve voor de wol worden schapen ook gehouden voor hun melk en hun vlees, waarbij vooral het lamsvlees wordt gewaardeerd. Deschapenmaag wordt gebruikt in traditionele gerechten als gerechten tripes en haggis. Uit schapendarmen werden condooms gemaakt, en ze worden soms nog gebruikt om de snaren voor violen en andere strijkinstrumenten te maken. Langs waterkeringen was nog een heel andere functie van belang: "Vier gouden pootjes en een gouden bekkie", dat is waarom schapen op dijken geweid worden. Met hun pootjes trappen ze de grond vast en met hun bek voorkomen ze dat er struiken en bomen op de dijk groeien die met hun wortels de dijk kunnen beschadigen. Vroeger was Nederland een schapenland, nu is Australië zo'n land: Tegenover ongeveer 20 miljoen mensen staan op het zuidelijke continent 150 miljoen schapen. Bijna alle wol wordt uitgevoerd, en Australië is wereldwijd dan ook veruit de grootste wolexporteur. In Nederland werden in 2010 ongeveer 1,1 miljoen schapen gehouden [1].

Historie

Het gedomesticeerde schaap stamt af van wilde schapen uit het geslacht Ovis. Er bestaan verschillende soorten wilde schapen, waaronder de oerial en het dikhoornschaap. De meest waarschijnlijke voorouders van het gedomesticeerde schaap zijn de moeflon(Ovis gmelini) uit Zuidwest-Azië en waarschijnlijk ook de argali (Ovis ammon) uit Centraal-Azië. Alle schaapstypen zijn kuddedieren. Het schaap werd, net als de geit, voor 7500 v.Chr. gedomesticeerd, en behoort tot de vroegst gedomesticeerde dieren. Vanuit hetMidden-Oosten, waar het schaap waarschijnlijk is gedomesticeerd, verspreidde het schaap zich over de rest van de wereld. Gewoonlijk trok een schaapherder rond met zijn kudde om overbegrazing te voorkomen. In Nederland en België zal men vanaf ongeveer het 5e millennium v.Chr. schapen zijn gaan houden. Het houden van schapen in afgezette weiden werd pas in het laat-middeleeuwse Europa gedaan. Het grazen op brinken en meenten is een tussenfase.

Schapenrassen

Gericht fokken en natuurlijke selectie door uiteenlopende leefomstandigheden hebben in de loop der eeuwen tot 970 rassen geleid die alle in het Engels beschreven zijn.[2] Zie ook lijst van schapenrassen voor een (onvolledig) overzicht. Bekend is de Europese moeflondie voorkomt op Sardinië en Corsica en is uitgezet in grote delen van Europa; deze stamt waarschijnlijk af van verwilderde tamme schapen. Ook leeft er een verwilderde populatie schapen, zogenaamde Soay-schapen, op de Saint Kilda-archipel, ten noorden vanSchotland. Sommige schapensoorten kunnen wel zes hoorns hebben, zoals het Hebrideanschaap.

Nederlandse rassen

Bij de Nederlandse rassen wordt onderscheid gemaakt tussen de heideschapen van de schrale heide en zandgrond, voornamelijk uit Oost-Nederland en Brabant, en weideschapen van de voedzamere kleigronden.

Heideschapen

Heideschapen zijn ontstaan op voedselarme gronden. Men liet de beesten overdag op uitgestrekte, ruige gronden grazen en dreef ze 's avonds bijeen in de potstal. Zo kon de mest worden verzameld en weer gebruikt worden voor de armetierige akkers. Mede door de ontwikkeling van kunstmest zijn de dieren overbodig geworden en worden sommige rassen met uitsterven bedreigd. Bij de heideschapen wordt onderscheid gemaakt tussen grote heideschapen zoals het Veluwse en het Kempense heideschaap en deSchoonebeeker) en kleine heideschapen, met als enige vertegenwoordiger het Drentse heideschaap.

Weideschapen

Weideschapen zijn ontstaan op voedselrijke gronden, zoals op de zware klei langs de rivieren en langs de kust of in het mergelland, met zijn eigen specifieke, maar rijke vegetatie. Weideschapen zijn op te splitsen in rassen die voor het vlees worden gehouden zoals de Texelaar en rassen die voor de melk worden gehouden zoals het Fries en Zeeuws melkschaap. Andere bekende weideschapen zijn het Mergellandschaap en de Zwartbles.

Kleurig gevlekte schapen

Aan het eind van de herfst hebben de ooien in Nederland groene, blauwe, zwarte of rode vlekken op de vacht. Dit komt doordat in de herfst de rammen tussen de ooien worden losgelaten. De rammen krijgen een stempelkussen (een dekblok genaamd) op hun buik gebonden met rood, groen of blauw kleurkrijt. Als de ram de ooi bespringt om haar te dekken, kleurt het dekblok haar rug. Zo kan de boer nagaan welke ooien gedekt zijn en door welke ram. Ook kan hij zo in de gaten houden wanneer elk schaap moet lammeren, om tijdig maatregelen te kunnen nemen, want veel rassen hebben daar hulp bij nodig.

Een schaap op zijn rug

Een schaap dat op zijn rug ligt en niet kan opstaan, noemt men een verwenteld schaap. Directe hulp is dan noodzakelijk. Een verwenteld schaap moet rustig gedraaid en overeind geholpen worden, want de ingewanden drukken bij rugligging op de longen en de ruggengraat, waardoor het dier na verloop van tijd zal stikken. Een verwenteld schaap dat te snel of ruw omgerold en op de poten gezet wordt, loopt een grote kans op een maagkanteling (maagtorsie). Het gas dat, zoals bij alle herkauwers, in grote hoeveelheden in het maagdarmstelsel gevormd wordt, kan dan niet ontsnappen, wat tot een coma en uiteindelijk de dood kan leiden.

Schapen en geiten

Het schaap verschilt van zijn naaste familielid de geit door het ontbreken van een sik. Ook hebben schapen niet de sterke geurklieren die geiten wel hebben. Het verschil verder te zien aan de vorm van de hoorns van het mannetje: een volwassen ram heeft hoorns die omlaag achter de oren langs krullen, maar een volwassen geitenbok heeft rechte of licht gebogen hoorns. Paringen tussen geiten en schapen komen regelmatig voor en leiden soms tot beginnende embryo's, maar die worden al snel afgestoten. Toch verschijnt er jaarlijks wel een bericht over de geboorte van een dergelijke hybride die gaap of scheit wordt genoemd. Volgens wetenschappers is dat onmogelijk omdat het schaap 54 chromosomen heeft en de geit 60. Wel is het al in 1982 gelukt om gedeeltelijk ontwikkelde embryo's van beide soorten in het laboratorium samen te voegen en in de baarmoeder te laten uitgroeien. Dit levert echter geen kruising op maar een chimeer, een lukrake samenvoeging van lichaamsdelen op.